Broeder Gysels (1958-1966) (2020)

door

In Het Beertje nr. 335 van juni 2018 kon u lezen over de oprichting van het college. De erfenis van E.H. Josef Ten Grootenhuysen, de grond waarop zich nu onze school bevindt, werd door testamentair uitvoerder E.H. Jozef Nelo, na bemiddeling door en financiële steun van graaf Maximiliaan de Renesse, overgedragen aan de Clercs de Saint-Viateur, een Franse kloosterorde die uit Frankrijk verjaagd was door de anticlericale regering-Combes. Zij openden in 1910 aan de St. Jozeflei, in het gebouw waar zich nu een bloemenwinkel bevindt, het Sint-Jozefsgesticht (1910), een 'interparochiële beroepsschool' met twee klasjes. Aan de Kasteellaan startten ze de bouw van hun juvenaat, dat bij voltooiing in 1912 onder de bescherming gesteld werd van Sint-Jan Berchmans.

In Het Beertje nr. 341 van december 2019 volgden wij de geschiedenis van het college verder doorheen de moeilijke jaren 1915-1958. Tijdens WOI werd het St. Jozefsgesticht gesloten en kwamen verschillende broeders om het leven. Het duurde tot 1922 vooraleer het gebouw aan de Sint-Jozeflei voldoende opgeknapt was om de lessen te hervatten. Het juvenaat aan de Kasteellaan kwijnde ondertussen langzaam maar zeker weg bij gebrek aan roepingen, en werd in 1939 gesloten. Zo kon vanaf het schooljaar 1941-42 het iconische gebouw aan de Kasteellaan opengesteld voor de leerlingen van het Sint-Jozefsgesticht en kreeg dit de naam 'Sint-Jan Berchmansinstituut'. Het stond achtereenvolgens onder leiding van br. Felix Minner (1941-46), br. Henri Minner (1946-49), br. Adil Cool (1949-53) en pater Antoon Cassenaer (1953-58).

Wij vervolgen nu ons verhaal met diens opvolger, br. Gysels, die de school leidde van 1958 tot 1966, en een zeer belangrijke stempel drukte op de school zoals we haar nu kennen.

Het jaar 1958 betekende voor de school een ware revolutie. Het schoolpact van dat jaar maakte een einde aan de schoolstrijd, met een grotere gelijkschakeling van het officiële en het vrije onderwijs, en met behoud van de volledige vrijheid op pedagogisch gebied en voor het benoemen van personeel.

Tot dan toe moest in de katholieke scholen nog elk trimester schoolgeld betaald worden. Daarmee moesten kloosters en congregaties zorgen voor hun eigen onderhoud en hun school draaiende houden. Priesters en kloosterlingen kregen geen wedde. De zeldzame lekenleerkrachten werden betaald uit de gemeenschappelijke kas.

De staat nam nu de bezoldiging van de leerkrachten en directeurs, leken zowel als religieuzen, voor zijn rekening en keerde per leerling van het lager en secundair onderwijs een subsidie uit aan de instellingen. Bovendien betaalde de staat ook 60 % van de kosten voor didactisch materiaal, de inrichting van labo's en toestellen voor lichamelijke opvoeding.

Daartegenover stond dat er geen tussenkomst was bij de financiering van gebouwen en de infrastructuur.

In het Sint-Jan Berchmansinstituut viel dat schoolpact samen met de komst van een nieuwe, zeer dynamische directeur, de toen 33-jarige broeder Juul Gysels. Met de nieuwe middelen die hem ter beschikking gesteld werden, en met de hulp van een sterk team van medebroeders, lekenleerkrachten en medewerkers van het secretariaat bezorgde hij de school een ware pionierstijd. 'De catechisten van Sint-Viator hebben in Westmalle een school opgericht. Eén van hen, broeder Juul Gysels, heeft het Sint-Jan Berchmanscollege gesticht'. Zo loofde Raymond Dupont zijn verdienste.

In de jaren van zijn directeurschap steeg het aantal leerlingen van 158 in het schooljaar 1958-1959 (100 in de voorbereidende, 58 in het secundair) naar 900 in 1965-1966 (500 in de voorbereidende, 400 in het secundair). De school werd uitgebreid met de drie hoogste jaren middelbaar onderwijs (1959). Er was nu een volledige humaniora, evenwel alleen maar een economische afdeling.

Dhr. Flor Besters, tot dan onderwijzer aan de Lieven Gevaertschool te Mortsel, werd benoemd tot de eerste directeur van de voorbereidende afdeling (1959) die ondertussen met de eerste vijf leerjaren was uitgebreid tot een volledige lagere school. Voor hem had broeder Cool eventjes die functie waargenomen, met tegelijkertijd het onderwijzerschap in het zesde leerjaar. Besters richtte toen al aanpassingsklassen in voor zwakkere leerlingen, en was op die manier pedagogisch zijn tijd ver vooruit.

Er waren lokalen nodig! Aan de Holstraat werd het magazijn van 'den Toon' (Toon Geens, voormalige handelaar in 'koloniale waren') gehuurd en omgevormd tot vier klaslokalen en een turnzaal. Zowat in het midden van de huidige 'Warande' werd er een houten paviljoentje bijgebouwd dat jaren als klaslokaal diende, en in 1959-1960 kwam er een vleugel met zes klassen op palen, thans de eerste verdieping van de 'Querbes'. Onder die paalklassen werden aan de kant van de speelplaats twee klassen voorzien, met muren uit triplexplaten, versterkt met houten balken en met ramen uit dikke plooibare plasticfolie en kippengaas! Gelukkig was die situatie van korte duur, maar de aanblik moet wonderbaarlijk geweest zijn!

Verder verschenen er een grote turnzaal met vier klassen erboven, thans de 'Zwaan' (1960-1961), zes prefabklassen waar nu de sporthal staat (1961-1962), nog eens zes prefabklassen parallel met de Antwerpsesteenweg (1962-1963) en... nog eens acht prefabklassen langs het voetbalveld (1963-1964)! Anno 2012 zijn al die prefabklassen afgebroken, de laatste in 2001; comfortabel waren ze niet (in de zomer tot 40°, in de winter niet meer dan 19° – de leerlingen schreven er vaak met de handschoenen aan), maar terwijl ze aanvankelijk als noodklassen bedoeld waren, bleven ze toch tientallen jaren bestaan!

De speelplaats vlak achter het hoofdgebouw werd vergroot, er kwam een fietsenstalling voor de leerlingen en een parkeerterrein voor de auto's van de leerkrachten. Om daarvoor een toegang te voorzien werd de oude ringmuur rond het domein aan de Kasteellaan verlaagd en doorbroken.

Voor de financiering van al dat bouwwerk mocht Gysels rekenen op een degelijke ondersteuning van de abdij der trappisten.

Door het rooien van de bomen in de Kasteellaan was er voor de ringmuur aan het college een plein ontstaan. Kwam daarbij dat in het begin van de jaren zestig de NMVB haar trams stelselmatig verving door meer flexibele autobussen. Eén en ander stelde dhr. Sleeckx, toenmalig studiemeester-huismeester, in de gelegenheid een leerlingenvervoer te organiseren met een halte voor het openbaar vervoer vlak voor de school. Er ontstond daar een ware aanlegkaai voor de meer dan 15 bussen van de NMVB, vanaf 1991 De Lijn, die er bij het begin en het einde van de lessen aanmeren en tientallen en tientallen leerlingen naar hun bestemming brengen.

Er kwamen nieuwe studierichtingen: een Wetenschappelijke A (1961), een Wetenschappelijke B (1964), de eerste drie jaren Latijn-Grieks (1962), de hoogste drie jaren Latijn-Grieks en Latijn-wetenschappen (1965)!

Na de invoering van de oude humaniora in 1962 heette de school niet langer 'instituut' maar droeg ze met fierheid de naam Sint-Jan Berchmanscollege.

Het was ook de tijd van de grote turnfeesten 'Ritmica' (dhr. Uydens), er werd schooltoneel opgevoerd (dhr. Steylaerts, Geerts, Van Baarle), er werden filmfora geïntroduceerd (dhr. Verachtert), ABN-kernen opgericht (dhr. Geerts, Dupont), en tal van andere parascolaire activiteiten, waaronder ook het merkwaardige 'Motacilla', een clubje van vogelliefhebbertjes o.l.v. dhr. Hautekiet.

Op 30 juni 1962 werden de eerste twaalf getuigschriften hoger middelbaar onderwijs (economische) uitgereikt. Vooruitziend als broeder Gysels was, had hij in de loop van dat schooljaar de abituriënt Raymond Dupont gepolst in verband met een mogelijke oprichting van een oud-leerlingenbond. Die was vol enthousiasme op het aanbod ingegaan en op 10 mei 1962 was onze bond dan ook een feit!

Herman Heylen en Jan Smets in Het Beertje nr. 345 (december 2020)

(genomen uit een historische bijdrage, gepubliceerd in het Jaarboek van de Heemkundige Kring van Malle, editie 2012)