Het Groothuys (2018)

door

Het hoofdgebouw van het college kennen we onder de naam Groothuys. Spontaan zijn we geneigd te denken dat dit een verwijzing zou zijn naar de imposante omvang van het gebouw. Dit is misschien ten dele zo, maar in feite verwijst de naam naar een persoon die nauw verband houdt met de oprichting van de school in 1912, nl. E.H. Josef Ten Grootenhuysen.

Deze was onderpastoor geweest in Heikruis (thans Pepingen, Vlaams-Brabant) en verbleef nadien als rustend priester in Westmalle. Vanuit zijn statige woning in de Sint-Jozeflei (nr. 25, vandaag een bloemenwinkel) was hij dagelijks getuige van de nonchalance in de gemeentelijke jongensschool aan de overkant van de straat. Hij ergerde zich daaraan en droomde ervan om de jeugd de mogelijkheid te bieden degelijk onderwijs te genieten. Toen hij in 1910 overleed, bleek de toenmalige pastoor van Westmalle, E.H. Jozef Nelo, bij testament aangesteld te zijn als zijn enige erfgenaam. Die besloot de erfenis – de statige woonst en een aanpalend domein met park, vijver en prieeltjes dat reikte van de Sint-Jozeflei tot de Kasteellaan, bijna 3 ha groot – te besteden aan de verwezenlijking van zijn én Ten Grootenhuysens droom. Hij kon de broeders van Sint-Viator die een vestigingsplaats zochten voor hun juvenaat een voorstel doen.

Maar wat is dat eigenlijk, een "juvenaat"? Een juvenaat is een onderwijsinstelling verbonden aan een mannenklooster, waar jongens worden opgeleid met het oog op een eventuele latere intrede in het klooster. Bisdommen hadden gelijkaardige instellingen, die men kleinseminaries noemde.

Deze broeders waren reeds in contact met graaf Maximiliaan de Renesse die hen een terrein had aangeboden in Oostmalle. In overleg met het aartsbisdom Mechelen  - het bisdom Antwerpen werd pas heropgericht in 1961 - zag graaf de Renesse af van zijn plan voor de vestiging van een juvenaat in Oostmalle en schaarde zich achter het plan van pastoor Nelo; hij wilde zelfs participeren in de bouw tot een bedrag van 35.000 frank (ca. 80.000 EUR, o.b.v. CPI 1914). Op het terrein in Oostmalle dat hij aanvankelijk voor de broeders op het oog had, zou later het Maris Stella Instituut verrijzen.

Eens de financiering rond, kon een aanvang genomen worden met de werken. Naast het voormalige woonhuis van Ten Grootenhuysen aan de Sint-Jozeflei, dat op dat ogenblik al de verblijfplaats van de 'Franse paters' of 'de broederkes' was, liet hij een interparochiale 'beroepsschool' bouwen met twee klasjes (hier staat nu de parochiezaal Sint-Martinus). In oktober 1910 opende zodoende het Sint-Jozefsgesticht, genoemd naar de voornaam van Ten Grootenhuysen (of Nelo zelf?), zijn deuren. Pastoor Nelo werd daarvan de bestuurder, en de Franse pater Bertrand en de Belgische broeder Vranckx waren de eerste leraars. In 1984 zouden deze klaslokaaltjes verdwijnen bij de verbouwing en uitbreiding van het parochiecentrum van Sint-Martinus.

Op de hoek van de huidige Zwanenstraat en de Kasteellaan stelde E.H. Jozef Nelo de broeders een stuk weiland ter beschikking voor de bouw van hun juvenaat. In 1911 werd begonnen met de bouw van het juvenaat en 6 maanden en 18 dagen later stond er, in een typisch Franse stijl, met puntgevels en kantelen, een prachtig gebouw van drie verdiepingen dat tegenwoordig de naam 'Groothuys' draagt. Het had 122.000 frank (ca. 700.000 EUR, o.b.v. CPI 1914) gekost.

Herman Heylen en Jan Smets in Het Beertje nr. 335 (juni 2018)

(genomen uit een langer artikel oorspronkelijk gepubliceerd het Jaarboek van de Heemkundige Kring van Malle, editie 2012)