Viatorianen komen naar België (1902) (2022)

door

In Het Beertje nr. 351 van juni 2022 kon u lezen hoe de catechisten van Sint-Viator, de oprichters van onze school, ten laatste in 1904 Frankrijk moesten verlaten nadat de regering-Combes beslist had om alle onderwijs door religieuze congregaties te verbieden. Een opmerkelijk initiatief van een eerste minister die in zijn jeugd nog priester was willen worden! We volgen hun verhaal verder.

De “Clercs de Saint-Viateur” wachtten niet op de voor hen rampspoedige wet-Combes (8 juli 1904) om Frankrijk te verlaten. Na de ruime verkiezingsoverwinning van Émile Combes, in mei 1902, kozen de viatorianen voor een tijdelijke "ballingschap". De viatorianen van de provincie Vourles opteerden voor een verblijf in Zwitserland, Engeland en België.

Op basis van artikel 52 van de grondwet van 1884 weigerde Zwitserland evenwel viatorianen op te nemen. Op 30 april 1903 bood de bisschop van Southwark (ten zuidoosten van de Londen) de viatorianen de parochie van Plumstead aan. De te hoge kosten voor de bouw van een kerk, een pastorie en een school leidden in augustus 1905 tot het stopzetten van dit Engels project van de viatorianen.

Meer succes kenden de Clercs de Saint-Viateur bij hun pogingen om zich in België te vestigen. Ook in het begin van de twintigste eeuw was België een land van melk en honing voor azielzoekers! Van 1900 tot 1910 steeg het aantal religieuzen in ons land van 6990 tot 20.212. Op 612 plaatsen streken 130 Franse congregaties neer. Wel rees er in liberale en socialistische kringen protest op tegen deze "geestelijke overrompeling". Baron de Trooz (1857-1907), minister van Binnenlandse Zaken, werd verplicht de azielzoekende Franse onderwijscongregaties beperkingen op te leggen. Hun scholen werden slechts aangenomen en gesubsidieerd als de helft van de leerkrachten de Belgische nationaliteit en een Belgisch onderwijsdiploma had. De Belgische bisschoppen drukten bovendien de Franse geestelijken op het hart zich door een Belgische beschermheer te laten helpen. Meermaals deden de Fransen dan ook beroep op katholieke Belgische edellieden.

Op 25 augustus 1902 gaf kardinaal Goossens (1827-1906) een aantal viatorianen van Vourles toestemming om zich in het kasteel Schoonhoven te Aarschot te vestigen. Hertogin Eleonora Ursula van Arenberg (1845-1919) verhuurde hen dit verblijf. Het huurcontract werd begin-november 1902 gesloten. Van 1903 tot 1908 verbleven de viatorianen uit Vourles op het kasteel Schoonhoven. In augustus 1908 liet de hertogin weten, dat zij er zelf wilde wonen. De viatorianen verhuisden in november 1908 naar een domein in Sint-Pieters-Jette, dat zij kochten van "les Soeurs de la Purification de Notre-Dame".

Alvorens hun Brusselse activiteiten even onder de loep te nemen, vermelden wij volledigheidshalve, dat de viatorianen ook in Henegouwen werkzaam waren. In Boussu-Bois in de Borinage, een bolwerk van de socialisten, stichtten zij hun eerste Belgisch schooltje (1903-1908). In La Bouverie, gelegen op korte afstand van Boussu-Bois, was de bevolking de viatorianen minder ongenegen. In La Bouverie hield hun school iets langer stand (1908-1918).

Onder impuls van burggraaf du Parc en pastoor Vetsuypens van de Sint-Remigiusparochie te Sint-Jans-Molenbeek richtten de viatorianen, met goedvinden van aartsbisschop Goossens, twee scholen op, één in 1903 en één in 1905. Molenbeek diende vaak als oefenterrein voor beginnende Franse lesgevers van de congregatie. De viatorianen verbleven tot in 1958 in Sint-Jans-Molenbeek. Ten slotte signaleren wij nog een kort bestaan van de viatoriaanse scholen van Koekelberg (1909-1914 en 1919-1920) en Boendael (1910-1916).

Wij hebben reeds meegedeeld, dat de viatorianen uit Schoonhoven zich in november 1908 in Sint-Pieters-Jette nestelden. De zetel van de algemene directie bleef er veertig jaar (1908-1948). In Sint-Pieters-Jette bevond er zich behalve de directie, ook het juvenaat (onderwijs voor aspiranten) en het noviciaat van de viatorianen.

Burggraaf du Parc wenste alleszins meer schoolactiviteiten voor de viatorianen. Hij nam derhalve contact op met Maximilien, graaf de Renesse (1867-1951), die bereid was hen te huisvesten in Oostmalle. Daar beschikte deze graaf immers over een uitgestrekt domein...

De geschiedenis van SJB Malle verliep evenwel niet in Oost- maar wel in Westmalle. De erfenis van Jozef Tengrootenhuysen, rustend priester en grondeigenaar wonende te Westmalle, in het nummer 25 van de huidige Sint-Jozeflei, liet graaf de Renesse toe mee te ijveren voor een school, niet in Oost- maar in Westmalle.

Jan Wolters Van der Wey

Uit: Het Beertje nr. 353 (december 2022)

Hoe deze opstartfaze precies verliep, kon u reeds lezen in Het Beertje nr. 335 van juni 2018.