Sint-Jan 's middags (jaren '50) (1996)

door

Keren we nog eens even terug naar het einde van de jaren vijftig. De hogere cyclus (vanaf het 4de jaar) was goed en wel van start gegaan. Als directeur fungeerde Broeder Gysels (aan te spreken als "Broeder Overste"). De directeur van de lagere school was de heer Besters (aan te spreken als "Mijnheer de directeur").

Stel je even het college voor met alléén het hoofdgebouw. Waar nu de feestzaal/turnzaal staat bevond zich langs de Zwanenstraat een luifel. Langs de kant van de studiezaal was er "het winkeltje" van Broeder Geuens. Daar kon men (bijna) alles kopen: schriften van allerlei soorten, potloden van alle kleuren en alle diktes, vulpennen, inkt, papier voor huiswerk (en - zeer uitzonderlijk! - om straf op te schrijven). Maar er was ook Bros-chocolade, Victoria-chocolade, Olala's (langwerpige fruitkaramellen) en nog andere snoep. Waarschijnlijk was dat in het assortiment opgenomen ter wille van de internen. Tijdens hun lang verblijf in het internaat (minstens 14 dagen), konden die wel een extraatje gebruiken en... Broeder Geuens had er ook iets aan.

Naast dat schoolwinkeltje (later zeer academisch de "procure" genoemd), leidde een trap ons naar een grote kelder onder de studiezaal. Daar bewaarden de internen hun reserveschoenen en pantoffels en waarschijnlijk ook nog andere reukrijke kledingsstukken. Omwille van het plaatsgebrek en omwille van het toenemend aantal externen werden daar enkele schragen geplaatst met een aantal planken (afkomstig van een afgedankte dansvloer) erop. En zo werd de kelder onder de studiezaal officieel de "refter van de externen". De externen aten daar naast de dozen met schoenblink hun boterhammen op. Het was ook de tijd van de blikken drinkenbussen. Hoe meer blutsen hoe échter.

In deze tijd zou zulke toestand door de diensten van volksgezondheid, onderwijs, landbouw, middenstand, landsverdediging, .... afgekeurd worden wegens ongezond, mensonwaardig, onhygiënisch, voedingshaard van ernstige ziekten, enz. Niemand van ons is er besmet of ziek geworden. Onze boterhammen gingen erin als zoete broodjes en geen mens nam aanstoot aan deze kelderrefter. Broeder Felix Minner, die er een tijdlang het toezicht waarnam, gaf een zacht fluitsignaal. Dan volgde er een gezamenlijk gebed. Het volgende fluitje kondigde de toelating tot praten en tot eten aan. Geen soep, geen frieten, geen koffie of thee, geen frisdrank, alleen eigen broodmaaltijd met eigen koffie.

Als Broeder Felix dacht dat de inwendige mens gekregen had waar hij recht op had, werd opnieuw gefloten. Een dankgebed voor de heerlijke spijzen. Weer een fluitje en dan... vliegensvlug naar de speelplaats waar dringend twee voetbaldoelen moeten gereserveerd worden. Toen ook de internen buiten kwamen zag je de speelplaats op zijn best. Vijf, zes of meer voetbalwedstrijden tegelijk op de speelplaats. De ruimte tussen twee pilaren tegen de studiezaal was één doel. Aan de overkant was met krijt ook een doel getekend. Als er een gebrek aan "speelvelden" was gebeurde het niet zelden dat op één "veld" twee wedstrijden tegelijk werden gespeeld. Met twee keepers in hetzelfde doel, elk voor een andere match. Riskeerde maar niet van een verkeerde bal tegen te houden! Vloog een bal over de muur of draad, dan moest je aan Broeder Delang toelating vragen om hem te gaan halen. Als tegenprestatie moest je dan een aantal "toeren rond de speelplaats" gaan. Een voorloper van de rode kaarten van tegenwoordig.

Tegen halftwee ging Broeder Delang, zoals altijd met waardige tred, in de richting van de bel, naast de ingangsdeur van de studiezaal onder de luifel. "Ting ting". Einde van het dagelijks middagpauzekampioenschap. De uitslagen waren bekend. Iedereen bleef stokstijf staan. En zwijgen! Dan volgde een tweede maal "Ting" en iedereen begaf zich in volstrekte stilte naar de rij van zijn klas. Rijen van twee. En dan verscheen mijnheer Hautekiet, de enige leken-leraar van die tijd. Wij allen de studiezaal in. Middagstudie: verplicht voor iedereen. Tijd om uit te blazen. Tijd om de les van de namiddag nog even te herhalen. Huiswerk maken was niet mogelijk, want dat werd pas in de namiddag opgegeven. Slim gezien hé!

A propos. Die banken in de studiezaal: dat was me wat! Dat waren lange banken uit één stuk, bedoeld voor vier plaatsen. Vier opklapbare schrijfbladen met daaronder een bergruimte voor de boeken van de internen. De zitplaats was een lange plank, bestemd voor vier edele achterwerken (of -werkjes) en als rugleuning diende de bank daarachter. Amaai voor wie op de laatste bank zat! De heer Hautekiet hield vanop het hoge podium vooraan alles nauwgezet in de gaten.

In naam van de rechtvaardigheid dalen we even terug af naar de kelderrefter. Binnen de kortste keren heeft de directie van toen de nodige meest dringende maatregelen genomen. Het schoenpoetsgerief van de internen verdween en op de schragen kwamen nieuwe en goed afwasbare formicaplaten. Het was allemaal niet zo stabiel, maar het ging toch. Tijdens één van de zomervakanties van toen (1963-64?) werd de vloer van de kelder verlaagd, zodat je eindelijk rechtop kon lopen. De muren werden geschilderd. Meer nog: de refter werd langs de ene kant uitgebreid met de ruimte onder de schoolwinkel en... langs de andere kant werd een ruimte vrijgemaakt met een doorgeefraam. We zagen dat grote machines en indrukwekkende buizen naar die ruimte gesleurd werden. "Dat zal voor een nief choffaach zijn" dachten we.

Zeer groot was onze verrassing als we enkele weken later frietgeur gewaar werden. "De frieten van Sint-Jan" werden geboren. Twee dames (waarvan er één een mooie dochter had) kwamen dagelijks in de voormiddag verse aardappelen schillen en voorbakken, zodat we tijdens de middagmaaltijd héérlijk verse frietjes konden eten! Met veel, weinig of geen mayonaise. Broeder Henri Minner (de broer van de eerder genoemde broeder Felix) opende een schoolkantine met Coca Cola en andere frisdranken. En zo ontstonden in het voorportaal van de kelderrefter de eerste "winkeltjes". De eerste "bonnekes" werden gedrukt en de eerste filevorming aan de frietkeuken was een feit. Nogal logisch want in geen enkel huisgezin en in geen enkel frietkraam was onze nationale maaltijd zo lekker als op Sint-Jan.

Gelukkig zou Sint-Jan niet alleen met frieten, maar ook met andere prestaties gaan uitblinken. Wat je als oud-leerling niet kan ontkennen!

Raymond Dupont in Het Beertje nr. 239 (mei 1996)