Leven van een schoolmeester anno 1737 (2023)

door

Tijdens ons onderzoek naar de geschiedenis van het Kempische dorp Loenhout, botsen we soms op archiefdocumenten die zo mooi zijn, dat ze het verdienen om eens onder de aandacht gebracht te worden. Enkele zulke documenten zijn ongetwijfeld de arbeidscontracten van de schoolmeester-kosters van Loenhout uit de jaren 1737, 1755 en 1792. Ze geven niet alleen inzichten uit eerste hand in de eisen die het dorpsbestuur aan de schoolmeester stelde, maar bieden terloops ook een interessante inkijk in het dorpsleven en de dagelijkse gebruiken van onze voorouders in de 18de eeuw. Sommige zaken blijven enorm herkenbaar, andere liggen al wat verder van ons af. We overlopen de thema's in het contract van 1737. Bij citaten houden we ons aan een letterlijke transcriptie, zodat de lezer kan meegenieten van het archaïsch taalgebruik.

CONTRACT

In de 18de eeuw was er al sprake van een vaste benoeming, die evenwel niet absoluut was. Er werd immers provisie gemaakt voor wat we nu zouden noemen 'ontslag om dwingende redenen': "Eerstelijck sal den schoolmeester worden aengenomen voor sijn leven lanck, ten waere om eenige excessen, waer mede hij naer rechte soude komen te vervallen." De schoolmeester moest door zijn eigen levenshouding aan kinderen het goede voorbeeld geven: "Item sal den schoolmeester de schoolkinderen hebben voor te gaen met goet exempel ende goet leven".

De schoolmeester had zich verder te schikken naar de instructies van de bisschop: "Item sal den schoolmeester hem hebben te reguleren naer alle voorkomende ordonnantie van sijne hooghweerdigheijt den heere biscop van Antwerpen."

School- of leerplicht bestonden nog niet, dus het kon gebeuren dat er in bepaalde periodes erg weinig leerlingen kwamen opdagen. In zulk geval mocht de onderwijzer de school niet zomaar naar eigen inzicht opschorten: "Item al is het saecke datter somtijts weijnige kinderen scholen komen, soo sal den schoolmeester evenwel hem dagelijckx in de schole moeten houden als vooren geseght is".

Het dorpsbestuur betaalde aan de schoolmeester 80 gulden per semester. Daarnaast moesten de ouders ook 6 stuivers per kwartaal per kind betalen; kinderen van buiten het dorp betaalden dubbel tarief. Van arme kinderen mocht hij evenwel geen geld innen. In ruil daarvoor kreeg hij wel van de H. Geesttafel (voorloper van het OCMW) een toelage in natura: jaarlijks 6 viertelen rogge. Er werd ook duidelijk gesteld dat hij de arme kinderen op geen enkele manier mocht benadelen: “…ende hem voor gagie geloeft des jaers de somme van tachentigh guldens te betaelen t'elcken sesse maenden… sal oock ontfangen voor schoolgelt van elcken kinde deses dorps ter schoole gaende voor het vierendeel jaers dat het selve sal hebben schoolen gegaen, sesse stuijvers…ende van elcken kinde van buijten dorps voor het vierendeel jaers twelf stuijvers… Ende op conditie hij alle arme kinderen deses dorps die hem sullen worden opgegeven, geen schoolgelt en sal mogen heijsschen of van de selve ontfanghen ende niet te min instrueren, ende leeren als andere, sal hem jaerelijckx worden uijtgereijckt & gelevert bij den h. geestmeester deses dorps den nomber & quantiteijt van sesse viertelen roghs”.

SCHOOLDAG

Hoe zag een schooldag er zoal uit? De lestijden waren van 8:00-11:00 en opnieuw van 13:30 tot 16:00. De kinderen moesten leren lezen en schrijven in de moedertaal, het Diets, alsook leren rekenen en zingen, dit laatste naar eigen "begeerte en bekwaamheid". "Item sal den schoolmeester alle daghen moeten schole houden vanden acht uren tot den elf uren, ende van den half ure twee totten vier uren naernoen. Item sal den schoolmeester alle diligentie doen van de kinderen wel te leeren, lesen, ende schrijven duijts, mitsgaders oock te leeren chijfferen ende choorsanck, elck naer sijn begeerte ende bequamigheijdt".

Elke schooldag begon en eindigde met een gebed waarbij alle leerlingen knielden en één leerling werd aangesteld als voorbidder: "Item als den schoolmeester in de schole komt, sal hij de kinderen op hunne knien een gebeth doen spreken, stellende daer toe eenen die dat voor segge... sal hij t'selve doen doen, soo die ure sal gekomen sijn van uijt de schole te gaen."

In plaats van de vrije woensdagnamiddag in onze tijd, was er een vrije donderdagnamiddag. De kinderen mochten dan vrij spelen, maar niet eender waar, en daar moest de schoolmeester op toezien: "Item sal den schoolmeester alle donderdagen naer middagh oorlof geven om te spelen ter ordinarisse plaetse, sonder dat de kinderen hun elders op onbequame plaetsen ende velden tot het spelen mogen begeven, op pene van daer over gestraft te worden, & sal den schoolmeester daer toe toesight dragen."

Zaterdag was nog een gewone schooldag, maar toch met enkele bijzonderheden. 's Namiddags was het moment om catechismusonderricht (godsdienstles) te geven, en na school moest de meester de kinderen naar de kerk brengen waar ze de litanie moesten zingen: "Item sal des saturdaghs naer den middagh de kinderen de lesse van den cathecismus doen opseggen". "Item sal den schoolmeester schuldigh sijn des saterdags ontrent den avont, ... de schoolkinderen te brenghen twee en twee,... in de kercke ende aldaer..., die dat leeren of kennen sullen, singhen de litanie".

BELEEFDHEID

Beleefdheidsnormen: bestaan die tegenwoordig nog? In de 18de eeuw waren er gelukkig nog duidelijke richtlijnen. Wanneer ze een volwassene ontmoetten, namen de jongens hun hoed af, en maakten de meisjes een buiging: "Item sal hij de kinders oock onderwijsen ende instrueren, dat sij den hoedt af doen, te weten de knechtiens, ende de dochters dat sij nijghen, soo wanneer dat sij iemand tegenkomen, ende dat sij de selve alsoo met eene goede maniere groeten." Bovendien moesten ze de ander ook passend begroeten: "Item sal de selve oock onderwijsen & leeren als sij naer de schole gaen, ende als sij daer van komen dat sij tegens henne ouders, & aen die van hun huijs, seggen goeden dagh & goeden avont, naer den tijt vanden dagh".

Kwam er een bezoeker in de klas, dan moesten de leerlingen rechtstaan en een eerbiedige buiging maken: "Item alsser iemand in de schole komt, sal den schoolmeester & sijne discipelen moeten opstaen ende naer de qualiteijt van den persoon doen reverentie".

GELOOF

De maatschappij was toen volledig doordrongen van het katholiek geloof en de schoolmeester had ter zake een belangrijke rol te vervullen. Zo moest hij de kinderen leren om 's morgens en 's avonds hun gebeden op te zeggen, en voor het slapengaan aan hun ouders de zegen te vragen: "mede oock als sij slaepen gaen, ende smorgens opstaen, ende dat sij voor hun bedde een gebeth spreken, ende in het slaepen gaen dat sij van hunne ouders eijsschen de benedictie."

Voor de ouders die hun kinderen stuurden, moest de schoolmeester op zondagmorgen tijdens de vroegmis voor toezicht instaan. Kinderen konden toen ook al rumoerig zijn in de mis, waarop de schoolmeester hen te tuchtigen had met de stok: "Item sal den schoolmeester in de vroechmisse vanden beginne tot den eijnde toe, moeten present sijn, ende sal wel opsicht in de kercke totte kinderen hebben te nemen, dat sij wel gemaniert sijn, hen t'selve belastende op pene van eene roede." Het dorpsbestuur vond het trouwens nodig expliciet te vermelden dat dergelijke straffen discreet en zonder medelijden moesten toegediend worden: "Item soo wanneer eenigh kindt misdaan heeft, sal dat straffen met discretie & sonder passie."

Net als vandaag nog steeds het geval is in Loenhout, liepen de schoolkinderen mee in de processie. Het was de taak van de onderwijzer om zijn schoolkinderen hiertoe de nodige instructies te geven en toezicht te houden: "Item sal den schoolmeester met sijne schoolkinderen moeten compareren in alle publicque processien & de selve met sijne kinderen accompagneren."

Mathias Van Aken (94LAGR) in Het Beertje nr. 355 (juni 2023)