En de poembak... de poembak... (1998)

door

De commissie voor bescherming van landschappen en monumenten zal het niet geweten hebben... Anders hadden ze er zeker een stokje voor gestoken.

Tot voor kort bezat ons aller college nochtans een monument van formaat: de waszaal internaat in het hoofdgebouw op de tweede verdieping, naast de "onderste slaapzaal". Met diep berouw, met een krop in de keel en met een kramp in de vingers moet ik u, dierbare gewezen internen, de droeve mededeling kond doen dat onze monumentale waszaal eervol gesneuveld is onder hamer en drilboor.

Het monument was een zaal met middenin een muurtje van ongeveer anderhalve meter hoog. Langs weerszijden een soort voederbak voor dieren, waarin het water kon weglopen. In dat muurtje bevonden zich waterkranen die met hun tintelend fris water menig internenlichaam hebben gezuiverd, die vele generaties internen hebben wakker gemaakt na een welverdiende en zalige nachtrust in de aanpalende slaapzaal.

Hoeveel welgevormde internenborsten zouden hier niet de zalige streling van het ijskoude water, voorzien van de meest aangename geparfumeerde zepen, hebben gevoeld? Hoeveel lieve internensnoetjes zouden hier niet, morgen na morgen, het edele kraantjeswater hebben gebruikt als enig beschikbaar wekmiddel? En dan heb ik het nog niet over de dapperen die alleen het tipje van hun neus nat maakten en heel hun gezicht afdroogden...

Ik heb zelf niet het voorrecht gekend dit te mogen meemaken, maar het moet een bijzonder zalige tijd geweest zijn. Wat hebben de niet-internen op dat gebied allemaal niet moeten missen? Zij die thuis 's morgens de lauw-waterkraan opendraaiden, hebben nooit geweten welke bijzonder prioriteiten de gelukzakken van internen mochten beleven. Met ontbloot bovenlijf (er was toen in de verste verte nog geen vrouwvolk op het college te bespeuren) werd het deugddoend (?) plechtig dagelijks ochtendritueel voltrokken.

Al deze aangename herinneringen zijn nu met enkele brutale hamerslagen naar de historie verwezen. Zelfs de douches moesten er aan geloven. Volgens de steeds betrouwbare verhalen van de vroegere internen maakt dat nu niet zo veel verschil uit. Ofwel werkten ze (de douches) niet, ofwel was er alleen koud water. En als ze wel konden functioneren, mochten ze niet gebruikt worden. En als ze dan toch eens mochten gebruikt worden, waren de gordijnen zoek...

Erger nog: ook de onderste slaapzaal is voorgoed "om zeep". Twee jaar geleden werd een gedeelte afgesloten en ingericht als tekenlokaal ter vervanging van de luxueuze suite naast het duivenhok. Voor het resterende gedeelte van de slaapzaal was er tot voor de zomermaanden nog goede hoop! Wie zijn nostalgische gevoelens onmogelijk kon bedwingen, kon nog een aanvraag richten om zijn ogen te sluiten op de plaats waar het gezonde internenlichaam zich zalig te rusten legde.

Een deel van de gewezen slaapzaal langs de kant van de Kasteellaan wordt nu een technologieklas. Tussen technologieklas en tekenlokaal komt er nog een extra gewoon klaslokaal. Daarmee is het college drie ruime, lichte en luchtige klaslokalen rijker.

En de waszaal-zonder-poembak dan? Dat brutaal-vernietigde monument wordt nu een doodgewoon klaslokaal. Waar is de belangstelling voor het waardevolle historisch waszaal-erfgoed gebleven?

Droevige ex-internen die deze woorden lezen: graag schrijven we nog een woord van troost in deze droevige tijden: de nachttoiletten blijven op hun plaats; niet de staanplaatsen, wel de zitplaatsen. En het lokaaltje van de monitor? Daar vertellen we u later wel meer over: als we het zelf weten.

Dierbare oud-leerlingen en vooral oud-internen: denkt nog af en toe nog eens met weemoed terug aan die zalig verfrissende ochtendstonden op de waszaal van SJB want: de poembak is kapot. Definitief versleten en kapot. Een nieuwe komt er niet. Hij zal voor altijd diep in ons geheugen gegrift blijven, telkens wij ons wassen.

Raymond Dupont in Het Beertje nr. 253 (november 1998)