Een bekende schoolverlater: de heer Jos Sleeckx, opvoeder-huismeester (1997)

door

SJB-directeur Broeder Gysels stond in 1960 voor de moeilijke opdracht een administratief medewerker te zoeken. Hoe hij aan de heer Jos Sleeckx (een geboren en getogen inwoner van Zoersel) is geraakt, blijft me een raadsel. Feit is dat directeur Gysels een soort vedette heeft "ontdekt". Op 1 juni 1960 werd een klein lokaaltje naast de inkomhal ingericht als "secretariaat" en bemand met de heer secretaris. Hij werd er ingewijd in alle administratieve geheimen van het college. Een bureau, een vulpen, een schrijfmachine, veel registers en papieren en een telefoontoestel (dat hij moest delen met broeder overste) waren zijn attributen. De nieuwe secretaris deed er alles: leerlingenadministratie, lijsten, personeelsadministratie, typwerk, stencilwerk, ontvangst, telefoon, toezicht op speelplaats en bij vervangingen, enzovoort, enzovoort.

Veel belangrijker was de manier waarop hij zijn functie opnam. Om het eens zonder superlatieven te zeggen: hij verwierf zeer vlug het volste vertrouwen van de directie en het duurde dan ook niet lang of hij kreeg een aantal administratieve verantwoordelijkheden toegespeeld.

Je kan secretaris zijn, maar je kan ook secretaris zijn. De administratieve medewerker bleek van in het begin veel aandacht te hebben voor mensen en hun omgeving. In de gemeenschap van de broeders werd hij bijna beschouwd alsof hij deel uitmaakte van hun congregatie. In de gemeenschap van de leken-personeelsleden (die alsmaar talrijker werden) werd hij beschouwd als een vertrouwenspersoon. Tegen hem kon je eigenlijk alles zeggen. En hij onthield het ook allemaal. Zo kende hij ieder personeelslid bijna door en door. Maar hij hield zich strikt aan het beroepsgeheim. In de gemeenschap van de leerlingen leerde hij heel vlug de achtergrond van leerling en ouders kennen. Dat maakte de contacten met hen veel gemakkelijker en erg soepel. In de streek waarin hij woonde en werkte leerde hij straten en huizen kennen mét hun inwoners en hun leiders. Hij kende burgemeesters, secretarissen, gemeenteraadsleden, pastoors, onderpastoors, bisschoppen.

Die enorme kennis van mensen, maakte dat het administratief werk voor hem natuurlijk méér werd dan alleen maar papier, lijsten en steekkaarten. Zo wordt een van nature uit "saai" werk ineens erg boeiend en afwisselend.

Eén en ander kwam uitstekend van pas toen hij verantwoordelijk werd voor de organisatie van het leerlingenvervoer met de autobussen van de buurtspoorwegen (nu: "De Lijn"). Ook hier zorgde de persoonlijke kennis en vriendschap met chauffeurs en directie voor soepele afspraken, waarbij vooral de leerlingen en hun ouders veel baat hadden.

Op het college kenden de grote feestelijkheden van toneel, turnfeesten en Sint-Jansfeesten in de heer Sleeckx een fantastische medewerker voor administratie en organisatie. Hij voerde niet de regie van toneel of turnfeesten, maar regisseerde grandioos de omlijsting. Inkomsten en uitgaven van deze evenementen én van de opendeurdagen werden zeer nauwkeurig geteld en geregistreerd.

Onze collega heeft vier directeurs gekend: Broeder Gysels, E.H. Baeten, E.H. Van Loo en de heer Goos. Van alle vier was hij de rechterhand. Toen collega Sleeckx naast directeur Baeten aan tafel zat, zegde deze laatste eens zeer gevat: "Ik moet Jos Sleeckx goed soigneren, want als hij is één van mijn rechterarmen. En als ik mijn rechterarm verlies, ben ik mijn hoofd kwijt." Ik zit mij nu nog altijd af te vragen hoe zoiets biologisch mogelijk is. Maar toch had de heer Baeten gelijk.

Collega Jos Sleeckx was eigenlijk de rechterarm van heel het college. Heel veel ideeën en voorstellen zijn achteraf wet geworden.

De oud-leerlingen danken de heer Sleeckx zeer van harte voor zijn grote inzet op het college en wensen hem en zijn echtgenote een zeer lange en gezonde pensioentijd toe.

Raymond Dupont in Het Beertje nr. 244 (april 1997)