Beproeving: motor van verandering (2021)

door

Beproefd. Graag wil ik met jullie even stilstaan bij dit woord en het als uitgangspunt nemen voor enkele overwegingen en overpeinzingen. Beproefd is voor mij een mooie term. Schoonheid nu is geen eenvoudig gegeven. Schoonheid heeft meerdere lagen, bestaat uit verschillende niveaus. Het mooie aan de term beproefd is voor mij de dubbele gelaagdheid: beproefd betekent immers niet enkel “op de proef gesteld” maar ook “bewezen, goed bevonden”. Zoals in een beproefde methode: uitgetest en goed bevonden.

Laat ons eerst even stilstaan bij de eerste betekenislaag. Natuurlijk hebben jullie de afgelopen zes jaren hier op Sint-Jan heel wat grote en kleine proeven doorstaan en het succes waarmee jullie die proeven aangegaan zijn, maakt dat jullie hier nu terecht fier zitten blinken. We kunnen er zelfs nog aan toe voegen dat de omstandigheden waarin jullie sinds anderhalf jaar die proeven het hoofd hebben moeten bieden, maakten dat men wel eerder van beproevingen dan van proeven mag spreken. Corona vergroot immers alles uit.

Maar als corona alles uitvergroot, betekent dat natuurlijk ook dat de relativiteit van beproefd zijn uitvergroot wordt. Ik probeer mijn gedachtesprong te verduidelijken. Met een korte zijsprong wil ik zo uitkomen bij de tweede betekenislaag van beproefd.

Is het jullie ook al opgevallen hoe anders we nu praten over corona dan pakweg een jaar geleden? Een jaar gelden waren we nog verwonderd over wat ons overkwam. Die verwondering is verdwenen. Verwondering nu is een crisis. En een crisis is een moment van de waarheid, een moment dat tot een beslissing dwingt. Met de verdwenen verwondering lijkt mij soms ook het moment van de waarheid te verdwijnen. Was het verlangen naar het oude normaal een jaar geleden niet kleiner dan nu? Waren we ons toen niet meer bewust van de noodzaak van vernieuwing? Zagen we toen niet naast de gezondheidscrisis ook scherper de ecologische en politieke crisis en voelden we in die synergie van crisissen niet de noodzaak om voor een nieuw normaal te gaan? Een nieuw normaal dat veel verder gaat dan het dragen van een mondmasker of het respecteren van social distancing. Een nieuw normaal als concretisering van het inzicht dat we anders moeten gaan leven. Is dit nog vandaag ons discours? Zijn wij nog bezig met de ander of ligt de focus nu niet eerder op onszelf op ons eigen gemis, het gemis met name dat we ons recht op zelfbeschikking niet ongeremd kunnen beleven?

Ervaren wij allen nu niet daarbij een grote tweespalt, een grote ambiguïteit? Corona heeft ons afgesneden van de ander. De meesten van ons ervaren (en gelukkig maar!) tegelijkertijd ook weinig reëel gevaar. Zijn alle opgelegde maatregelen dan wel proportioneel? Vereenzaming leidt tot onbegrip. We hebben het mentaal moeilijk omdat we onze eigen positie, de uitdrukking en verwezenlijking van ons eigen denken en streven nu nog meer als uitgangspunt nemen. Het rijk van de vrijheid, weet u wel, als metafoor voor de speeltuin van individuele aspiraties. Aspiraties die echter maar echt zijn als zij door de anderen gezien worden. In onze gerichtheid op onszelf blijken we dus toch niet genoeg aan onszelf te hebben. Een grote tweespalt, een groot spanningsveld.

We hebben wel eens de neiging om spanningsvelden te willen opheffen. Dat werkt niet. Spanningsvelden zijn trouwens niet enkel motoren van conflicten maar ook motoren van verandering. Je moet je dus in dat spanningsveld plaatsen en niet proberen om het op te heffen. Voor mij is de opdracht die de corona-crisis maar evengoed de ecologische of politieke crisis ons allen stelt om te proberen om zelfzorg na te streven door gerichtheid op de ander. Zo kunnen wij uitstijgen boven die tweespalt. Gerichtheid op de ander als zelfzorg. Dus niet je geluk nastreven door succes na te jagen en een carrière uit te bouwen maar wel je geluk verzekerd weten door dat wat je voor de ander betekent. Niet je zelfexpressie als eerste en soms zelfs enige waarde voorop stellen maar wel het doel van een zinvol, betekenisvol leven ook buiten jezelf leggen. Zelfzorg en gerichtheid op de ander niet als tegengestelden maar als noodzakelijk complementair. Ligt hier niet de uitweg om een dubbelslag te slaan? Van betekenis zijn is wezenlijk voor een mens: daar hebben we de ander voor nodig. Ons aller opdracht is ook machteloosheid een plaats te geven. Machteloosheid die we allen zo sterk gevoeld hebben en die we zo moeilijk een plaats kunnen geven, met alle frustraties tot gevolg. Is hoop als antidotum ook geen gedeelde machteloosheid?

Terug naar de tweede betekenislaag van beproefd als “bewezen, goed bevonden” en de vraag of we ook in die betekenis ons “beproefd” mogen noemen. Vanzelfsprekend is dit een levenslange opdracht maar graag maak ik toch even een tussenstand. Als ik naar jullie kijk, beste jongeren, zie ik vele hoopvolle tekenen. In Bijbelse termen: ik zie veel zaad dat niet op harde rots of tussen distels is gevallen maar in vruchtbare aarde. Dus ja, beste jongeren, graag speld ik het erelintje “beproefd” op jullie borst.

Uit de toespraak van directeur Eric Van Huffelen op de proclamatie 2021.

Gepubliceerd in: Het Beertje nr. 348 (september 2021)