In 't verleden ligt het heden… (2013)

door

Walter Caethoven uit Nijlen is een van de vele "oud-leerlingen avant la lettre". Hiermee bedoelen we de SJB-leerlingen die in het "Sint-Jan Berchmansinstituut" de lessen volgden vóór dat op 1 september 1959 de hogere cyclus (drie hoogste jaren) van start ging. Zij hadden dus geen andere keuze dan na het derde jaar secundair naar een andere school over te stappen. Walter Caethoven was zo iemand. Als primus in de 3de moderne verliet hij in juni 1958 Sint-Jan. Toen was er ook nog een bloeiend internaat, waar hij een van de "gelukkigen" was die in het beste geval maar ééns om de veertien dagen tijdens het weekend naar huis mocht. Hier wat "nostalgische herinneringen".

In '’t verleden ligt het heden,
In het nu, wat worden zal.
Willem Bilderdijk.

Vier van mijn jeugdjaren heb ik doorgebracht in wat in de vijftiger jaren van vorige eeuw het Sint-Jan Berchmans Instituut van Westmalle heette.

Vier jaren, een jaartje lager en drie jaren middelbaar onderwijs, heb ik er "genoten". Langer kon toen niet: het onderwijs beperkte er zich tot lager middelbaar, richting moderne. Het zijn memorabele jaren geworden. Weggerukt uit de vrijheid van de Nijlense prairies kwam ik in een klein, haast familiaal internaat van enkele tientallen leerlingen terecht. Een strak dagprogramma en streng toezicht zouden mij kneden tot ijverige student.

De trap

Sint-Jan Berchmans is momenteel uitgegroeid tot een school met meer dan 1500 leerlingen. Er kwamen verschillende "blokken" bij en het park werd haast volgebouwd. Het oude hoofdgebouw werd grondig aangepast aan de nieuwe noden. Zo grondig dat ik even vreesde niet veel herinneringen meer terug te vinden. Maar stel u voor: de houten trap, die wij meermaals per dag beklommen, vervult haast zestig jaar later nog steeds zijn taak, de treden wel wat uitgesleten, maar voor de rest blijkbaar ongeschonden. Zelfs de bolletjes op de armleuning die ons van al te grote acrobatie weerhielden zijn er nog! Die trap bracht ons toen naar de klassen, de kapel, de slaapzalen. Ondertussen heeft de school geen internaat meer en werden de slaapzalen fraaie klassen. Minder duidelijk is voor mij de huidige functie van de kapel. In de kapel kom je binnen onder het toeziende oog van de heiligen in de brandglasramen. Verdwenen is alleszins het dokzaal, waar pater Plas over zijn harmonium swingde en ik met mijn wisselende puberstem het koor versterkte...

Sag mir wo die Blumen sind...

Dwars door het gebouw loopt, zowel op het gelijkvloers als op de eerste verdieping, een brede gang. Zowat in het midden scheidde een houten wand met ondoorzichtige glazen ramen het woongedeelte van de broeders en paters (het heilige der heilige!) van de eigenlijke school. In dat gedeelte mocht een leerling zich slechts met bijzondere toestemming begeven. Vooraan, naast de buitendeur, was er een belletje en een kaartje met de oproepsignalen voor elke geestelijke.

Tja, waar zijn ze gebleven, de broeders en paters? Allen zijn zij ondertussen naar het Vaderhuis vertrokken. Bellen helpt niet meer, geen frater of pater zal nog opduiken aan de ingangsdeur. Lang voor de laatste het meer dan 100-jarige gebouw verliet, was duidelijk dat nieuwe (leken)tijden aangebroken waren. Ik kan mij voorstellen hoe dat bijvoorbeeld een actieve broeder Gysels moet ontgoocheld hebben. Hij torste een uitgesproken rond buikje, en dus noemden wij hem genadeloos "El Dico". Hij liet zich dat, met de nodige zin voor zelfkritiek, welgevallen. En zo verscheen zijn titelatuur onverkort ook in "Viator", het gestencilde schooltijdschrift van toen. In dat tijdschrift beschreven wij denkbeeldige reizen met een Spoetnik, gemaakt met de reusachtige soepketel van "Madame from des kitchens". Florus en Maurice uit de keuken mochten ook een bescheiden rol vervullen in ons sterrenverhaal.

De keuken

"Madame from des kitchens" was een klein maar potig vrouwtje dat achter een reusachtig met kolen gestookt fornuis één der belangrijkste functies van het huis vervulde: internen, fraters en paters vier maal per dag van voedsel voorzien. Zij gaf hierbij de nodige instructies aan haar man Maurice en zoon Florus, die haar bevelen zonder de minste tegenstand uitvoerden. Tja, madame. Ik weet niet eens uw voornaam meer. Tenslotte waart ge voor ons onbetwistbaar een dame met wie wij de beste relaties wilden onderhouden om zo af en toe een tijdelijk voordeeltje te regelen… Uw inmiddels indrukwekkend gemoderniseerde keuken staat er nu wat weemoedig, haast triest bij te blinken. Weg de internen, weg de geestelijken, weg de grote keukentaken.

De fraters en paters

De refter van de internen werd een soort van vergaderzaal. De hoge houten deuren bleven echter bewaard en hun laag vernis heeft de jaren getrotseerd. De refter van fraters en paters (toen uiteraard onderdeel van "het heilige der heiligen") werd ondertussen in tweeën verdeeld: een ontvangstkamer en een spreekruimte. Nog zie ik er het geestelijke gezelschap van de spijzen des Heren genieten. Een kort overzicht.

Bij de stille broeder Geuens konden wij ons op gezette tijden bevoorraden met bics, boeken en ander "schoolgerief". In een van zijn grote kasten stond ook een stevige radio, waarop we op zondagvoormiddag een verzoekplatenprogramma mochten beluisteren.

Zondagnamiddag trokken we, na het lof, vaak de buitenwereld in onder de kundige leiding van frater Delang. Drieboomkensberg was een geliefde bestemming, maar het kon ook zonder problemen andere richtingen uit. Dan werden er allerlei bos- en pleinspelen georganiseerd, spelen die ik later in mijn Nijlense chirotijd heb weergevonden. Ik herinner mij broeder Delang dus vooral als een beminnelijke kwajongen, die liefst met een klad jongens op tocht ging.

Broeder Cool blijf ik mij herinneren als een rustige, zakelijke maar vriendelijke man. De man van de "verwittigingen". Hij deelde die namelijk uit als je even buiten de voorgeschreven lijnen liep. Zaterdags kwam dan de rekening: voor elke verwittiging mocht je een regel uit een Frans- of Nederlandstalig (?) leesboek van buiten leren en die komen "opzeggen" voor je voor het weekeinde naar huis kon. Al bij al bleef het een nuttige straf, want je leerde er wat bij. Alhoewel hij wat mankte, slaagde broeder Cool er toch in ons over een steeds hoger ingestelde bok te laten springen in wat als een spel ervaren werd. Dat was broeder Cool, een stevige persoonlijkheid.

Dan waren er nog de paters Geyvers, Cassenaer en Plas. Alhoewel dat in de praktijk niet zo was, hadden zij in mijn ogen een streepje voor op de broeders, want zij waren pater.

Geyvers was de man die zonder aarzelen kritiek op het systeem kon formuleren, iets wat wij met enige aarzeling toch best sympathiek vonden. Cassenaer was een rustige, vriendelijke en gedegen lesgever. Plas was, meen ik, afkomstig uit het zuiden des lands en gaf daarom onder andere Frans. Zijn bureau herinner ik mij als een stapelplaats van boeken en brochures. Vooral zijn werktafel was op zijn zachtst gezegd onoverzichtelijk. 's Morgens was hij blijkbaar niet bij de eersten uit bed en ik herinner mij hoe hij dan "in extremis?" haastig de kapel met grote schreden kwam ingestormd, één arm naar voren gericht, een andere naar achteren. Het deed ons denken aan een stierengevecht en we noemden hem dan ook "El Toro". Een lieve man overigens die bij mijn weten nooit een straf gegeven heeft, tenzij de weesgegroetjes in de biecht.

Tenslotte waren er nog de eerder vermelde broeder Gysels en de gebroeders Minner. Juul Gysels is de uitgesproken mentor van mijn puberjaren. Met een sterk karakter en een scherp inzicht ligt hij trouwens aan de basis van wat Sint-Jan Berchmans vandaag geworden is. Van de gebroeders Minner herinner ik mij vooral frater Felix Minner als directeur. Voor wij de houten trap, binnen, andermaal gingen beklimmen, gaf hij de wachtende rij, buiten, een bijna gemoedelijke, maar toch ernstige bespreking van de dingen des levens. Zoals het huwelijk. Een stalknecht liet hij zeggen: "Trouwen moet ge doen met een zotte kop!" Tja, wie van mijn lezers zal dat zelfs de dag van vandaag nog durven betwisten? Was hij eens kwaad om ons onbegrip, dan verklaarde hij steevast “In 1912 ging dat hier veel beter!”

De leerlingen

Ik ga mij niet wagen aan een opsomming van de leerlingen van mijn generatie. Eugeen, Marcel, Miel, Hubert en alle anderen zullen het mij wel niet kwalijk nemen als ik hun en mijn heldendaden niet uitgebreid vermeld.

Eén uitzondering wil ik wel maken. Een paar jaar geleden stond hij, totaal onverwacht, aan mijn deur: Jean De Waegenaere. Tientallen jaren hadden wij niets, maar dan ook niets van mekaar gehoord. Onder het enige boompje op de speelplaats te Westmalle zong hij graag aria's uit Italiaanse opera's. Toch is hij uiteindelijk geen operazanger geworden. Al die jaren had hij een fotootje bewaard, waarop ik achteraan geschreven had: "Voor mijn beste vriend Jean!" En daar stond hij na een halve eeuw aan mijn deur. Mijn vrouw en ik hebben hem meegetroond naar het mooiste plekje van onze gemeente. We spraken af mekaar weer regelmatig te gaan ontmoeten. Helaas is Jean ondertussen overleden. Toch ben ik blij met hem nog de herinneringen uit onze jeugd in Westmalle opgediept te hebben...

In 't verleden ligt het heden…

Sta mij toe, lieve lezeres en beste lezer, deze ietwat sentimentele ontboezemingen hier voorlopig af te sluiten. Sint-Jan Berchmans van Westmalle bestaat meer dan 100 jaar. Of broeder Felix Minner gelijk had als hij zei dat het in 1912 veel beter ging, laat ik in het midden. De school is ondertussen uitgegroeid tot een landelijk, maar volwaardig college. Er werd enorm geïnvesteerd, en dat verdient onbetwistbaar respect en waardering. Immers, wat aan kinderen, en dus ook aan onderwijs wordt besteed, is goed besteed. Het ga u goed, Sint-Jan Berchmans van Westmalle. En sorry dat ik u een pak jaren uit het oog (maar niet uit het hart) verloor. Ik moest even wat anders doen. Wat? Misschien leg ik dat ooit wel eens uit! Misschien, want de jaren vliegen alsmaar sneller voorbij...

Walter Caethoven in Het Beertje nr. 314 (februari 2013)