Het SJB-Internaat exit (1994)

door

In afspraak tussen de directie en de beheerraad van het college werd beslist het internaat te sluiten op 30 juni 1994. Dat aan deze beslissing veel denkwerk en overleg is voorafgegaan is maar al te duidelijk. Maar anderzijds is deze beslissing ook niet helemaal onverwachts gekomen. Een terugblik.

Er was een tijd dat aan vele colleges en middelbare meisjesscholen een internaat verbonden was. Hoe veel van onze ouders en grootouders zijn destijds geen "pensionair" geweest? Het was de tijd dat de gezinnen groot en de huizen klein waren. Het was de tijd dat zoon- of dochterlief beter op kostschool waren dan onder de verderfelijke invloed op tram en trein. Het was de tijd dat de afstanden groot waren en het aanbod van studierichtingen klein. Het was de tijd van een soort totaal-opvoeding op school.

De dochters die uit een pensionaat kwamen werden verondersteld échte vrouwen te zijn, klaar voor alle huishoudelijke taken. Van de jongens verwachtte men flinke verstandige kerels die hun mannetje konden staan, die hun kost waard waren voor (toekomstige) vrouw en gezin.

In heel veel gevallen lukte dat nog aardig ook. Wat in de moderne media er soms ook over gezegd wordt. Maar die zetten liefst de negatieve aspecten van de vroeger colleges in het volle licht. Kwestie van "objectiviteit".

En ons eigen SJB-internaat? - infrastructuur

Toen wijzelf in 1957 (als extern) op SJB kwamen was een kleine helft van de schoolbevolking intern. Je herkende ze aan hun grijs-gespikkelde stofjas. Het waren doorgaans toffe mannen die ofwel te ver van de school woonden, ofwel uit een groot gezin kwamen, of van wie de ouders in de week geen tijd hadden voor hun kroost (landbouwers, winkeliers, handelaars,...)

Onze school moet toen ongeveer 100 internen geteld hebben, verdeeld over het 5de en 6de leerjaar lager onderwijs en de eerste drie jaren secundair. Als ontspanningslokaal hadden ze de speelplaats langs het hoofdgebouw met ongeveer de helft van de oppervlakte van nu. De eetzaal was half zo groot als nu (nu nog te merken aan de zoldering). Op de tweede en derde verdieping waren grote open slaapzalen ingericht met alle bedden netjes op rijen. Ik geloof dat er als verlichting drie buislapen hingen. Als er één 's nacht uit zijn bed moest, was de halve slaapzaal wakker.

Het was ook de tijd dat de internen maar om de maand, later om de veertien dagen naar huis mochten. En wie geen 40 (op 50) haalde op zijn rapport kon het vrij weekend wel vergeten. De vrije halve donderdag (later woensdag) werd opgevuld met voetbal, héél veel voetbal. En tijdens de weekends werden ploeterwandelingen georganiseerd (o.l.v. Broeder Cool) of ging men (o.l.v. Broeder Delang) de plaatselijke ploegen van Patria of Blauwvoet Westmalle aanmoedigen. Het snoepwinkeltje aan "den Blauwvoet" moet er fortuinen aan verdiend hebben...

Door het toenemend aantal internen liet Broeder Overste Gysels de refter vergroten. Voor de oudste internen liet hij enkele zolderkamertjes installeren en hij gaf hun nog enkele andere faciliteiten. Hij kon alleen maar roeien met de riemen die hij had.

Na de overdracht aan het bisdom Antwerpen werd de heer Van Mechelen aangesteld als prefect voor het internaat. De nieuwe directeur Van Loo realiseerde een grondige modernisering van de infrastructuur. Op de twee open slaapzalen werden alkoven geplaatst. Dat kwam het nachtelijk privé-leven zeer ten goede. Boven op de "paalklassen" bouwde hij 42 kamertjes met bed, lavabo, kleer- en boekenkast en een bureau. Ze waren niet groot, wél comfortabel. Een luxe voor toen en nu. Sommigen noemden het een "studio". Erg overdreven was dat zeker niet. Ook de keuken werd grondig gemoderniseerd. Tevoren verrichtten "madam" Dieleman, haar zoon Floriéés en andere medewerkers echte eetwonderen aan het grote fornuis. Er kwam een tweede studiezaal onder de "paalklassen" en tegen de paalklassen bouwde men een luifel. Verder werd uitgebreid gezorgd voor ontspanningsmogelijkheden, ja er kwam zelfs een "bar" (onder het podium). Tot daar, in telegramstijl, een overzicht van de aanpassingen van de infrastructuur.

Leefgemeenschap

Met de explosieve uitbreiding van het aantal leerlingen, groeide ook het aantal internen. Toen de lagere school werd uitgebreid met de vier eerste 6 leerjaren, ontstond een "klein internaat" in de villa, onder leiding van de heer en mevrouw Van Soom (ooit tot bijna 50 klein-internen). Op het "groot internaat" op het college zelf bereikte men ooit de 120! Daar werd het internaat in drie leefgroepen opgedeeld met elk hun eigen hoofd-monitor. Groep 1 voor de kleinsten (studiezaal onder de luifel), groep 2 voor de lagere cyclus (studiezaal in het hoofdgebouw) en groep 3 voor de hogere cyclus in de kamertjes.

Directeur Van Loo slaagde erin doorgaans uitstekende monitoren te vinden. Veel hulp heeft hij gehad van de collegepriesters en al die andere monitoren en later ook monitrices. Ze hebben allen enorm verdienstelijk werk geleverd zodat ons internaat van zeer hoge kwaliteit was. Aanvankelijk trok men geen frank subsidie, de laatste jaren was er wel een belangrijke tegemoetkoming van het ministerie. Onze oud-leerlingen-internen hebben héél veel aan hun monitoren te danken, ook al heeft niet iedereen dat in even grote mate aan-den-lijve ondervonden.

Als het aantal internen op een bepaald moment begon terug te lopen, zal dat zeker niet aan de inzet, de bekwaamheid en de toewijding van de monitoren gelegen hebben. Maar het aantal internen liep terug. Het "klein internaat" (de Villa) werd gesloten en overgeheveld naar de Kasteellaan.

Midden in de jaren tachtig kwam er een heropflakkering: het internaat Van Celst werd overgenomen en dat opende nieuwe perspectieven: na de sluiting van o.a. het internaat op Maris Stella en Mariagaarde konden internen van de scholengemeenschap ook in ons internaat terecht. Die gemengdmaking kon helaas niet direct een succes genoemd worden.

Nadat de beheerraad drie jaar geleden zijn beslissing tot sluiting terug had ingetrokken, werd het blijkbaar nooit meer als voorheen. Door een samenloop van allerlei omstandigheden is men nu uiteindelijk noodgedwongen tot een definitieve sluiting moeten overgaan. We zullen zien wat de gevolgen zijn. Directies en monitoren verdienen vanwege alle oud-internen in elk geval een bijzonder hartelijke dankbaarheid, uit het diepste van hun hart.

Uit: Het Beertje nr. 228 (juni 1994)