Een bekende schoolverlater: de heer Raymond Pardon (1997)

door

Raymond Pardon begon zijn loopbaan hier op het college in 1961, naast zijn oudere broer Paul. In 1961 had de school nog niet het uitzicht en de uitstraling van nu. In de beginjaren is er hier zelfs even les gegeven tussen strobalen en het gebeurde meer dan eens dat de inktpotten 's morgens bevroren waren.

Raymond Pardon heeft 25 jaar lang met hart en ziel en deskundigheid de allerkleinsten ingewijd in de geheimen van taal en rekenen. Samen met de heer Marcel De Swerts had hij in de zestiger jaren een heel eigen "lees- en rekenmethode" ontworpen, die verbluffende resultaten gaf... en dat tot grote ergernis van de inspecteur. Ongelooflijk maar waar. Maar beiden bleven volharden in de boosheid en de inspecteur in kwestie werd op onze school een soort kritisch sokkenbreier. Zwakkere leerlingen werden praktisch elke middag "bijgewerkt". Toen hij in 1983 de kans kreeg om naar het 6de leerjaar te transfereren heeft hij die kans met beide handen gegrepen, tot tevredenheid van iedereen!

Er zijn, sedert hij hier in 1961 begon uiteraard nogal wat onderwijsvernieuwingen doorgevoerd. Hij wees die niet af, maar was wel voorzichtig. Hij vond zijn leerlingen te waardevol om zo maar onbezonnen met alles en nog wat te experimenteren. Want het is toch wel één van die merkwaardige kenmerken van deze tijd: de niet te stuiten drang van nogal wat "pedagoochelaars" om alles te vernieuwen. Natuurlijk mag men niet vastroesten, maar koortsig reikhalzen naar steeds nieuwe inhoud en vormen lijkt soms pathologisch.

Als jezuïeten-oud-leerling is Raymond Pardon destijds opgevoed in een geest van tucht en discipline. Jezuïetencolleges waren destijds gekend voor hun "militant katholicisme".

In die tijd begon elke dag met de mis en elke zondag moesten we naar de hoogmis en het lof. In die tijd mochten we alleen lid zijn van de K.S.A. Maar in die tijd had je ook de overvolle kerken waar gewijde Latijnse gezangen door de gewelven zinderden.

In die tijd had je nog de witte Kerstnachten met héél veel licht, zoveel licht dat het er warm van werd in de kerk. Er brandde bijna geen vuur maar het hart van de mensen was warm. Het was alsof de mensen ergens een centraal verwarmde vroomheid hadden ingebouwd, waardoor ze koude vergaten.

In die tijd had je nog echt vrome paters: je merkte goed dat ze soms rechtstreeks contact hadden met God, maar dat was toen ook weer niet moeilijk, want God was toen nog katholiek.

Vele generatiegenoten kijken vandaag met misprijzen terug op die tijd en hebben er duidelijk ongeneeslijke frustraties aan overgehouden; met veel cynisme spuwen ze op hun opvoeding van weleer.

Raymond Pardon heeft nooit willen meezingen in het koor van al wie zich smalend en vooral op een goedkope manier uitliet over de opvoeders van vroeger... en hij zal dat ook nooit doen. Deze mensen gaven maar mee wat ze zelf hadden meegekregen! Wie dát niet inziet, mist elk begrip voor geschiedenis.

Vele mensen denken dat gepensioneerden als het ware levende fossielen worden, die alleen nog interesse zouden hebben voor hun gazet en hun sloefen. Mijn gepensioneerde buurman zegt dat dit larie en apekool is. Naar het schijnt hebben ze nog regelmatig zweethanden, hartkloppingen en een verward gevoel van binnen als er een attractieve dame passeert.

Wie zei ook weer: "Partir, c'est mourir un peu"? Ik zou liever zeggen: "Partir, c'est sourire un peu".

Vrije versie van de toespraak van de heer Rik Claessen, in Het Beertje nr. 245 (mei 1997)