Tweehonderd Beertjes (1990)

door

Omdat wij met onze pas-opgestarte oud-leerlingenbond ontdekt hadden dat je een tijdschrift goedkoper kan versturen dan omzendbrieven (toen zoiets van 0,20 fr. i.p.v. 1 fr. voor drukwerk), zijn we in 1962 dan maar met heel veel geestdrift gestart met "het nieuwsblad van Olsijabe", eerste jaargang nummer 1. We schreven in de inleiding o.a.:

"Het doel van Olsijabe is contact te houden met oud-leerlingen, school en leraars. Ons tijdschrift wil een middel zijn om van deze vage woorden duidelijke werkelijkheid te maken. Daar waar onze circulaires te kort schieten, kan ons nieuwsblad uitstekende diensten bewijzen... Bij de geboorte van een kind rijzen gewoonlijk de moeilijkheden van de opvoeding. Bij de geboorte van dit tijdschrift rijzen de moeilijkheden van het bladvulsel. Het mag geen pleegkind van het bestuur worden, maar het moet een volwaardig en volmondig kind zijn van gans de vereniging."

Eerste jaargang nummer 1 bestond uit twee in het blauw gestencilde bladen, langs beide zijden bedrukt. Vier bladzijden dus. Oplage: 12 exemplaren. De blauwe stencilinkt werd achteraf vervangen door zwarte en de oplage steeg elk jaar naargelang het aantal nieuw-afgestudeerde "Beren". Zo ging dat door tot einde 1964. We mochten toen zelfs kolder publiceren van gewezen B.R.T.-reporter Piet Theys en cursiefjes van Jos Ghysen.

Onder leiding van hoofdredacteur Marc Verstraeten (62EC) veranderde in februari 1965 het formaat: 16 bladzijden halve kwarto. We vinden gedichten, verslagen van activiteiten, en nog wat leuke "zin en onzin". Na Marc Verstraeten werd Marc Stevens (65EC) hoofdredacteur. Die nam in februari 1967 een publiciteitsfirma onder de arm en met de door hen opgehaalde reklame bezorgde die ons een keurig gedrukt boekje met foto's en al. Het Beertje verscheen toen viermaal per jaar. In 1967 had Broeder Gysels het college verlaten en werd als directeur opgevolgd door de heer L. Baeten. We lezen ook dat we in 1966 precies 983 fr. kasgeld hadden overgehouden. Dat was beduidend meer dan de 99 fr. einde 1962. Van een gezond bedrijf gesproken! Maar onbetaalbaar waren de talrijke vrolijke verslagen en cursiefjes van de hand van Julien Symoens (66EC).

Na drie gedrukte nummers hebben we de overeenkomst met de publiciteitsfirma opgezegd want we konden niet akkoord gaan met hun werkmethode. In februari 1968 gingen we terug stencilen. Hoofdredacteur werd opnieuw Bibi. In Het Beertje nummer 22 herdachten we gewezen S.J.B.-directeur Broeder Felix Minner naar aanleiding van diens overlijden. Op 1 september 1968 werd de heer L. Van Loo onze nieuwe collegedirecteur. Dat lezen we allemaal in Het Beertje, een gestencild boekje op kwarto-formaat. Het Beertje nummer 30 was een extra-dik nummer omdat we een extra-lang interview konden publiceren met de heer Flor Besters, de eerste leken-directeur van onze lagere school die toen pas met pensioen was gegaan en opgevolgd werd door de heer van Boxel.

Nadien bleef Het Beertje een tijdlang weg als gevolg van de contestatiegolf, om onder leiding van voorzitter a.i., Paul De Bie (64EC) terug te verschijnen einde 1971. Dat werd toen een zeer drukke periode. Bij het opnieuw opstarten van onze normale bondsactiviteiten vonden we het nodig op zéér korte tijd drie Beertjes te doen verschijnen. Dat was niet houdbaar. En dus besloten we het eens anders aan te pakken. We opteerden voor een zeer eenvoudig en beperkt tijdschriftje dat dan wel maandelijks zou verschijnen. Dat zou veel meer realistisch zijn, temeer daar je niet mag vergeten dat gans het oud-leerlingenwerk toch maar vrijwilligerswerk is en blijft! En door het maandelijks verschijnen zouden we beter het contact tussen alle oud-leerlingen onderling en de oud-leerlingen en het college kunnen bewaren en bovendien dichter bij de actualiteit blijven. Dirk Monden (69WA) en onder-voorzitter Frans Vanneuville (70WB) werden de eerste samenstellers. Het jaar daarop nam Bibi het nog eens over. We verschenen toen maandelijks in een andere kleur: vier bladzijden op twee gestencilde bladen recto verso. In december 1973 verscheen nummer 50 en ons aller Beertje scheen toen zijn definitieve plooi te hebben aangenomen: uitsluitend oud-leerlingen- en collegeberichten. Het bleef maandelijks verstuurd worden naar alle betalende oud-leerlingen.

Vanaf nr. 97 (december 1979) neemt ondervoorzitter Dirk Nies (76WB) de redactie over. Ondertussen hadden we langs Wim Vochten (70WB) ook het kringlooppapier leren kennen en waarderen.

In het college werd de versnelde evolutie gevolgd van de technische middelen. Op het secretariaat kwamen nieuwe en betere schrijfmachines en ontstond de mogelijkheid om ook elektronische stencils te vervaardigen. Daar gingen we natuurlijk ruim van profiteren. Later kocht men een offset-drukmachine en even nadien de professionele ultrasnelle fotocopijmachine waarmee ook dit Beertje gedrukt werd.

Om papier te sparen, om minder plooiwerk te moeten doen en om de verzendingsomslagen lichter te maken (posttarieven!) werd Het Beertje verkleind, maar behield toch zijn vier bladzijden vanaf nummer 157 (mei 1986).

Het is ons niet mogelijk geweest ons dierbaar blaadje elke maand moeiteloos te versturen. Tot tweemaal toe werd door de postdiensten het verzenden van tijdschriften gereglementeerd en moesten we een aanvraag doen om Het Beertje tegen gunsttarief te mogen verzenden. Het is ons tweemaal toegestaan, op voorwaarden dat we blijvend aan de opgelegde reglementering zouden beantwoorden. Vandaar ook de reklame die we al enkele jaren zien verschijnen. Omdat met die reklame heel wat plaats verloren ging voor teksten, hebben we het aantal bladzijden verdubbeld tot 8, zodat we ook meer mogelijkheden kregen voor de vereiste "artikels van algemene informatie".

Voor ons was de beginperiode de meest kleurrijke. Daar hebben we de meest aangename herinneringen van overgehouden. Maar de Beertjes van nu zijn beter, niet direct beregoed, maar toch ook niet beestachtig slecht.

De vaste rubriek "Bij leven en welzijn" (vroeger heette die "Van de hak op de tak") is wel een topper. Als je hoort hoe die geraadpleegd wordt! En niet alleen onze oud-leerlingen zelf zoeken eerst die bewuste bladzijde op, maar ook moeders en echtgenoten zijn erg benieuwd naar de namen die aan de pasgeboren kindjes worden gegeven en met wie die of die wel mag gehuwd zijn. Maar de laatste tijd hebben we de indruk dat voor deze felbegeerde familierubriek er wat weinig nieuws binnenkomt. Wij geloven niet dat er minder gehuwd wordt en minder kinderen geboren worden, maar wij vrezen dat men wel eens vergeet een exemplaar van de betrokken aankondigingen naar ons adres te sturen.

Het collegenieuws is een andere topper. Maar het is voor ons niet altijd even duidelijk wat uit het collegeleven écht de moeite waard is om als belangrijk nieuws door te geven aan de oud-leerlingen. Nochtans zal daar meer aandacht moeten aan besteed worden.

Beste vrienden oud-leerlingen, wij hebben bij het verschijnen van dit tweehonderdste Beertje wel een beetje heimwee naar die mooie tijd van ouwerwetse gezelligheid. Maar anderzijds liggen er voor de tijd die komt nog zo geweldig veel mogelijkheden open. Als we maar op enkele trouwe medewerkers mogen rekenen, bij wie het vuur na enkele nummers nog niet uitgeblust is. Een eeuwig probleem voor alle vrijwilligerswerk.

Ik dank zeer persoonlijk ALLE medewerkers aan vorige 199 nummers, ook wiens naam toevallig niet in dit gelegenheidsartikel voorkomt.

Ik doe een oproep aan alle oud-leerlingen om mee te zoeken en mee te werken aan de verdere ontwikkeling van ons onmisbaar contactblaadje. Want dit is zeker: alleen met ons tijdschrift kunnen we ALLE oud-leerlingen bereiken, ook wie niet aan de activiteiten kan deelnemen. Daarom blijft het een absolute noodzaak in ons oud-leerlingenwerk, waar we zelf enorm veel deugd aan beleven!

Raymond Dupont in Het Beertje nr. 200 (december 1990)