E.H. Jozef Tengrootenhuysen (1852-1910)

door

Het hoofdgebouw van onze school, het Groothuys, is vernoemd naar onderpastoor Jozef Tengrootenhuysen, die in Westmalle woonde van 1881 tot aan zijn dood in 1910. Zijn erfenis bestond uit de gronden waarop enige jaren later het iconische hoofdgebouw van onze school zou verrijzen. In dit artikel overlopen we wat we weten over deze man.

Cornelius Tengrootenhuysen werd geboren te Brecht op 16 mei 1824. Hij was koopman in hout en winkelier. Op 12 augustus 1850 huwde hij met Joanna Elisabeth Joosen, eveneens geboren te Brecht, op 11 januari 1816. Twee jaar later mochten zij zich verheugen op de geboorte van hun eerste spruit: Jozef Tengrootenhuysen, de hoofdrolspeler in dit artikel.

Jozef Tengrootenhuysen zag het levenslicht te Sint-Lenaarts op 26 februari 1852. Zijn vader was toen 28 jaar oud, zijn moeder 35. Op 22 augustus 1853 werd er in het gezin nog een kind geboren, Antonius Ludovicus, dat echter zes maanden later reeds overleed (16/3/1854). Een derde kind werd aangegeven bij de burgerlijke stand van Sint-Lenaarts op 15 augustus 1854. Het was een meisje met de naam Maria. Zij huwde op 13/8/1878 te Sint-Lenaarts met geneesheer Justinus Stanislaus Ide (°23/9/1843, Sint-Elooi). Deze dokter had in 1874 enig opzien gebaard met een revolutionaire behandeling van een 70-jarige patiënte met een neuralgische zweer. Hij transplanteerde een huidflap van haar zoon op de zweer, en wist zo blijkbaar een volledige genezing te bekomen (L’Indépendance belge, 6/1/1874). In die tijd bestonden er immers nog geen antibiotica. Maria Tengrootenhuysen zou in 1880 overleden zijn zodat haar broer Jozef overbleef als enige erfgenaam.

Toen hij 24 jaar oud was, op 26/12/1876, werd Jozef Tengrootenhuysen te Mechelen tot priester gewijd. Het bisdom Antwerpen was toen nog lang niet heropgericht (1961) en Sint-Lenaarts ressorteerde onder het aartsbisdom Mechelen-Brussel. Zo kwam het dat hij in 1877 tot onderpastoor benoemd kon worden in Heikruis, een deelgemeente van het Vlaams-Brabantse Pepingen. Op 5 mei 1881, op 29-jarige leeftijd, mocht hij terugkeren naar zijn geboortestreek en werd hij onderpastoor van de Sint-Martinusparochie te Westmalle. De pastoor van Westmalle was toen al sinds mei 1875 Cornelius Verbeeck. Hij was geboren in Zoersel op 28/2/1831.

Mogelijks omwille van zijn zwakke gezondheid werd Jozef Tengrootenhuysen echter nooit tot pastoor benoemd.

Om beter te begrijpen hoe Tengrootenhuyzen er later toe zou komen om zijn erfenis ten bate van de oprichting van een katholieke school over te laten, is het interessant om de tijdsgeest waarin deze jonge priester optrad, beter te begrijpen. In 1881, het jaar van zijn aankomst in Westmalle, woedde de eerste schoolstrijd (1878-1884) namelijk volop. De liberale vrijmetselaarsregering onder leiding van Frère-Orban, had in 1878 beslist dat elke gemeente minstens één officiële school moest onderhouden, geen vrij onderwijs mocht subsidiëren, leraars een diploma van rijksnormaalschool moesten bezitten en godsdienst niet tijdens de lesuren mocht gegeven worden. De reactie van de kerk was heftig: katholieke onderwijzers kregen verbod in de staatsscholen te onderwijzen en katholieke ouders mochten er hun kinderen niet naartoe sturen. De kerk weigerde de sacramenten aan onderwijzers in staatsscholen, leerlingen in normaalscholen, en hun ouders. Dat dit in het katholieke landelijke Vlaanderen van weleer tot in de kleinste dorpen voor grote beroering zorgde, laat zich raden. In het Handelsblad van 8 november 1881 vonden we een vraaggesprek met dhr. Bolkmans, gemeenteonderwijzer in Westmalle. Hij verklaarde dat sinds de nieuwe wet van kracht werd, zijn leerlingenaantal gedaald was van 180 leerlingen naar 50! In de kerk werd er hevig gepreekt tegen de gemeenteschool, wellicht ook door “onze” kersverse onderpastoor Jozef Tengrootenhuyzen. De onderwijzers van de gemeenteschool kregen geen absolutie meer na de biecht. Een zeker Charles De Volder verklaarde dat hij zijn kinderen van school gehaald had omdat hij anders zijn werk voor de kerkfabriek zou verliezen. Een beenhouwer wiens kinderen op de gemeenteschool zaten, mocht geen vlees meer leveren aan de Trappisten of aan de pastoor. Een timmerman kreeg 25 fr. aangeboden van de baron als hij zijn kinderen van de gemeenteschool zou halen. Deze nam het geld aan… en stuurde zijn kinderen vervolgens tóch naar de gemeenteschool.

In "Terugblik op 5 eeuwen onderwijs in Malle" (Jaarboek 1981 van de Heemkundige Kring van Malle) geeft Karel Van Bavel ons inzicht in de motivatie van Jozef Tengrootenhuysen om in Westmalle een waardenrijke katholieke school door zijn nalatenschap te verwezenlijken. Karel Van Bavel vertelt ons, dat hij van zijn buurvrouw, destijds hulpje van de oude meid van Jozef Tengrootenhuysen, het volgende vernam. Jozef zag vanuit zijn woonst dagelijks, net voor de les begon, schoolmeester Karel Jozef Verheyden (1857-1917) van de gemeenteschool op zijn dooie gemak bij de joelende schooljeugd komen aansleffen. Verontwaardigd luchtte Tengrootenhuysen dan zijn gemoed: "'t Zal eens gedaan zijn, ik zal er eens voor zorgen dat ook onze jeugd de mogelijkheid krijgt degelijk onderwijs te genieten."

Op 6/6/1886 overleed Jozefs moeder Joanna Elisabeth Joosen (geboren  te Brecht op 11/1/1816) op 70-jarige leeftijd.

Tengrootenhuysen leidde verder blijkbaar een onopvallend bestaan in Westmalle en schijnt het werk van zijn vader, die koopman in hout was, verder te zetten. Hij verschijnt immers in talloze notariële acten betreffende verkoop van hout tussen 1892 tot aan het jaar van zijn overlijden in 1910. We troffen hem enkele keren aan als verkoper van brandhout bij openbare verkopingen in december 1899, december 1904 en januari 1908. In 1899 wordt hij in verslagen van de bestendige deputatie van de provincie Antwerpen omschreven als “oud-onderpastoor”.

Op 14/3/1903 overleed de pastoor van Westmalle, Cornelius Verbeeck. Twee maanden later, in mei 1903 mocht Westmalle feestelijk zijn nieuwe pastoor inhalen, Jozef Nelo (Merksplas, 23/11/1856 - ibidem, 4/8/1928), zoon van een koperslager, goud- en zilversmid. Hij was voorheen onderpastoor in O.L.V. te Antwerpen, en zou enkele jaren later een belangrijke rol gaan spelen in het uitvoeren van Tengrootenhuysens testament. In diezelfde periode (1902-05) werd de Sint-Martinuskerk vergroot van 30 tot 50 meter in lengte en kreeg ze een nieuw orgel.

In 1909 voelde Tengrootenhuyzen zijn einde naderen, en besliste hij op 14/4/1909 om zijn testament op te maken. Zijn nalatenschap bestond uit zijn statige woonst in de Sint-Jozeflei nr. 25, vandaag een bloemenwinkel, en een aanpalend domein met park, vijver en prieeltjes dat reikte van de Sint-Jozeflei (die heette toen Berghse Weg) tot aan de Kasteellaan (toen: Dreef), bijna 3 ha groot. Tussen het park en de woning van Tengrootenhuysen bevond zich een waterloop, de Schaggelenbeek.

Tengrootenhuyzen overleed op 58-jarige leeftijd te Westmalle op 20/3/1910. Als testamentair uitvoerder zorgde de pastoor van Westmalle, Jozef Nelo, in samenwerking met Maximilien, graaf de Renesse, ervoor dat de gronden ter beschikking gesteld werden van de uit Frankrijk verdreven Clercs de Saint-Viateur, die de gronden zouden gebruiken voor hun onderwijsproject, zoals Tengrootenhuyzen het gewenst had. Pastoor Jozef Nelo werd op 1 oktober 1910 de eerste directeur van het zgh. “Sint-Jozefsgesticht, beroepschool voor jongelingen”.

Mathias Van Aken (94LAGR) in Het Beertje nr. 359 (juni 2024)

Geraadpleegde bronnen: